Verzamelen en documenteren zat de in Amsterdam geboren Frederik Johannes Lugt (1884-1970) in het bloed. Reeds op achtjarige leeftijd maakte Frits, zoals hij werd genoemd, een serieuze catalogus van zijn verzameling – Museum Lugtius, geopend als de directeur thuis is – die onder meer bestond uit bijzondere schelpen. Vanaf zijn tiende vertoefde hij zo vaak mogelijk in het Rijksmuseum, waar hij de kunstwerken nauwgezet bestudeerde en natekende. Met enige moeite drong hij ook door tot het Prentenkabinet, waar hij met de nodige argwaan door de aanwezige geleerden werd bekeken. De jonge Lugt raakte enthousiast en spendeerde al zijn vrije tijd in de studiezaal. Tot zijn verbazing beschikte men niet over een catalogus van de Nederlandse tekeningen. Zonder schroom toog hij zelf aan het werk; elk blad werd zorgvuldig beschreven, de herkomst uitgezocht, de signatuur nagetekend en van iedere kunstenaar werd een kleine biografie gemaakt. Eind 1899 was hij tot Jordaens gevorderd en had hij 955 tekeningen beschreven.
Vooral Rembrandt, waaraan in 1898 een grote tentoonstelling was gewijd, fascineerde Lugt. Een jaar later verraste hij familie en vrienden met een complete biografie van Rembrandt, waarin ook de laatste stand van wetenschap was verwerkt. Als illustraties gebruikte hij zijn eigen tekeningen; hij was een veelbelovend tekenaar. De Rembrandtbiografie zou voor een ommekeer in zijn jeugdige leven zorgen.
Via een familielid kreeg Lugt een baan aangeboden bij het toentertijd gerenommeerde Amsterdamse veilinghuis Frederik Muller. Die keuze zou het eind van zijn middelbare schoolopleiding betekenen. Bij Frederik Muller hield Lugt zich vooral bezig met het samenstellen van veilingcatalogi, waardoor zijn talentvolle ‘oog’ werd geoefend en zijn fabelachtige visuele geheugen verrijkt. Kijken, vóóral kijken, vergelijken en daadwerkelijk met kunst bezig zijn, daar ging het om: een betere opleiding bestond er niet. De autodidact Lugt vond dat de liefde voor het kunstwerk voorop diende te staan, niet de historische of kunsthistorische betekenis. Smaak en gevoel waren zijns inziens uiteindelijk bepalender voor het echte kennerschap dan het verstand en een academische studie kunstgeschiedenis. Lugt werd een internationaal erkende expert op het gebied van de Nederlandse en Vlaamse kunst met een ‘neus voor kwaliteit’. De slechte financiële situatie van het veilinghuis na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog noodzaakte Lugt in 1915 te vertrekken. Tijdens zijn verbintenis met Frederik Muller was het hem niet toegestaan privé kunstwerken aan te kopen. Nu kon hij zich richten op het aanleggen van een verzameling.
Zijn huwelijk met Jacoba Klever (1888-1969) in 1910 had hem in financieel opzicht een zekere onafhankelijkheid gebracht. Zij vormden gedurende bijna zestig jaar een twee-eenheid en de liefde voor de kunst was een gedeelde liefde. Voor zover het drukke gezinsleven het toeliet – het echtpaar Lugt had vijf kinderen – begeleidde mevrouw Lugt haar man op buitenlandse reizen en bezoeken aan veilingen en musea. Bij de opbouw van hun verzameling ging hun aandacht in eerste instantie uit naar tekeningen, prenten en oude boeken, omdat die nog betaalbaar waren. Schilderijen, zeker die van de grote meesters, waren te duur. Lugt leefde in die tijd van adviezen aan andere verzamelaars en van de handel, ook kon hij altijd bij zijn schoonvader terecht. De opbouw van een goede verzameling was niet alleen een kwestie van geld maar had ook veel te maken met connecties en kennis van de kunstmarkt; Lugt was zeer goed ingevoerd. Dit bood hem de mogelijkheid stukken te verwerven die normaal gesproken voor een verzamelaar onbereikbaar waren.
Voor veel verzamelaars, kunsthandelaren en kunsthistorici is de naam Lugt verbonden aan twee onvolprezen naslagwerken die nog steeds als onmisbaar gelden. In 1921 verscheen Les Marques de collections de dessins et d’estampes (Verzamelaarsmerken van tekeningen en prenten); in 1956 gevolgd door een supplement. Dit boek – inmiddels geactualiseerd en online te raadplegen – is een inventarisatie van verzamelaarsmerken en bevat een overstelpende hoeveelheid informatie over de verzamelaars en het wel en wee van hun collecties; alles minutieus beschreven. Een tweede monnikenwerk dat Lugt, met de hulp van assistenten, aanvatte, waren de vier delen van het Répertoire des catalogues de ventes publiques (Inventarislijst van veilingcatalogi), waaraan zijn grote verzameling veilingcatalogi ten grondslag lag. Het eerste deel van dit repertorium, waarin veilingcatalogi van 1600-1825 werden geanalyseerd en beschreven, verscheen in 1938.
De internationale erkenning voor Lugts kennerschap blijkt uit het feit dat hij werd gevraagd catalogi te maken van de Hollandse en Vlaamse tekeningencollecties van het Louvre, de Bibliothèque Nationale en de Ecole des Beaux-Arts in Parijs.